Onteigening en Ontrechting
Rond 1900
Beide (over)grootouders kwamen voor 1900 vanuit Duitsland naar Zuid-Holland en trouwden in 1902 in Noordwijk-aan-Zee alwaar zij een gezin stichtten met vier kinderen die alle een Nederlandse scholing en opvoeding genoten.
Het gezin voelde zich Nederlands en was succesvol geïntegreerd.
(Over)grootvader maakte furore als beeldbepalend architect, bouwondernemer en verhuurder van duinvilla’s in de badplaats, en na 48 jaren van hard werken waren hij en zijn gezin in bezit van een aardig vermogen met talrijke villa’s en bouwgronden aan zee.
1938
In 1938 waren alle kinderen in Nederland werkzaam als respectievelijk architect, lerares, apothekersassistente en kleuterleidster, en de oudste dochter was een jaar eerder getrouwd en juist bevallen van een zoon, welke het enige kleinkind zou worden.
Met de komst van de Duitse bezetter had de familie niets te winnen en alles te verliezen.
Reeds in 1939 waren de huurinkomsten fors gedaald vanwege het uitblijven van toeristen, en bouwprojekten verwerden tot financiële last.
Tijdens de tweede wereldoorlog
In 1943 en 1944 gelastte de Duitse bezetter de sloop van talrijke villa’s van de familie waaronder ook hun woonhuis.
(Over)grootvader overleed plotseling in mei 1944 aan een hartstilstand.
Na de bevrijding
In mei 1945 werd het hele gezin aangehouden als vijand (want Duits) en als politieke delinquenten afgevoerd, met uitzondering van de oudste dochter (en haar zoontje), die door haar huwelijk met een Nederlander de Nederlandse nationaliteit bezat maar met haar kind in het buitenland verbleef.
Haar echtgenoot was (als kind van een Joodse moeder) tot de bevrijding ondergedoken geweest in Den Haag.
De gedwongen ballingschap van (over)grootmoeder – al hoogbejaard en als oorlogsweduwe erg verzwakt, mede door de hongerwinter – heeft regelrecht geleid tot haar dood in augustus 1945.
Vijandelijk vermogen
Niet veel later kwamen alle bezittingen en vermogens van de Erven van (over)grootouders – of liever: wat daar nog van over was want vele bezittingen en opgeslagen en zeer kostbare erfstukken, huisraad, kunst en juwelen waren, zo later bleek, gestolen – als “vijandelijk vermogen” onder beheer gesteld van het Nederlandse Beheersinstituut (NBI).
De Nederlandse dochter is het rechtmatig vruchtgebruik van haar erfdeel gedurende 7 jaren ontzegd geweest, temeer omdat de scheiding van haar man in 1947 tot gevolg had gehad dat de autoriteiten haar weer aanmerkten als Duitse, welke rechtspositie uiteindelijk niet ontvankelijk is verklaard. Met haar zoon leefde zij gedurende al die jaren in grote armoede. Zij had weliswaar een vaste betrekking in het middelbaar onderwijs, maar voelde zich verplicht om ook in het onderhoud van haar in ballingschap en nog grotere armoede levende zusjes en broer in Duitsland te voorzien.
Daarbij kwamen de hoge juridische kosten voor de verdediging tegen de voortdurende kille en malicieuse juridische uitlokkingen door het NBI welke, naar wat de archieven thans uitwijzen, enkel tot doel hebben gehad haar financieel uit te putten, opdat bereikt kon worden dat de door het NBI gewenste boedelscheiding – op basis van extreem lage door het Prijzenbureau bepaalde maximale prijzen – door haar zou worden geaccepteerd, onder welke druk zij uiteindelijk is gezwicht.
Nasleep
Dit verhaal heeft nog een hele lange nasleep gekregen tot diep in de jaren zeventig, maar duurt feitelijk door tot de dag van vandaag, met een groot gevoel van aanhoudend leed en onrecht bij de nabestaanden en nog levende betrokkenen, en een gevoel van onmacht tegen de (rechterlijke én politieke) willekeur van de autoriteiten.
Niemand van de familie en erven is bij proces veroordeeld geweest of ook maar iets ten laste gelegd anders dan het hebben van de Duitse nationaliteit ten tijde van én na de oorlog.
Verantwoordelijkheid Nederlandse Staat
De Nederlandse Staat heeft, door de arrestatie en gedwongen ballingschap van de familie, in de hand gewerkt dat onrechtmatig gebruik en onwederkeerbare verdonkeremaning van omvangrijke roerende en onroerende bezittingen en financiële vermogens zoals contant geld en effecten heeft kunnen plaatsvinden, en is vervolgens volledig in gebreke gebleven bij de recherchering van deze en de uitvoering van haar beheerstaken -en verplichtingen.
En dezelfde Nederlandse Staat vond het nodig om de kosten van dit wanbeheer door het NBI af te wentelen op de beroofde en berooide familie.
De goede naam van de familie is reeds sinds 75 jaren te grabbel gegooid, te beginnen met hun arrestatie en gedwongen ballingschap in mei 1945.
De familienaam is met naam en toenaam gepubliceerd in krantenadvertenties voor veilingen van hun bezittingen door de lokale beheerder-notaris, hetgeen altijd nog door de nazaten als meest extreme en wrede uiting wordt gevoeld van ontrechting en publieke stigmatisering, en dit is geschied zelfs nog nadat alle (nog levende) familieleden al lang (buitengerechtelijk) “ontvijand” waren geworden.
Nazaten
Om bovengenoemde redenen zijn de nazaten voornemens Rechtsherstel te verkrijgen, en vragen zij gerechtelijk ontvankelijk te kunnen worden verklaard teneinde Rehabilitatie, Restitutie en Compensatie door de Nederlandse Staat langs juridische en rechts-ethische weg te kunnen bekomen.